Als Woorden Verdwalen: inzicht in de wereld van een kind met TOS
Vorige week schoof ik aan bij Café GEZIeN HW, het kennis- en ontmoetingscafé hier in de Hoeksche Waard.
De avond stond in het teken van TOS, een taalontwikkelingsstoornis die kinderen belemmert om taal te leren.
Bernadette Sanders, auteur van drie boeken over TOS gaf een boeiende lezing.
TOS is een van de meest voorkomende, maar tegelijk minst herkende ontwikkelingsstoornissen bij kinderen en jongeren. Wat me hierin het meest raakt, is hoe verschillend deze stoornis zich kan uiten en hoe diep het dagelijks leven beïnvloedt. TOS is complex en vraagt het om meer dan kennis alleen: het vraagt verfijnd kijken, afstemmen. En echt begrijpen dat taal niet zomaar een vaardigheid is, maar dat het fundament onder leren, relaties en zelfvertrouwen is. Precies die combinatie van veelvoorkomend en weinig bekend is voor mij de aanleiding om dit blog te schrijven.
Wat me meteen opviel, was hoe Bernadette Sanders theorie moeiteloos verweefde met praktijkvoorbeelden en situaties die ik als kindercoach uit mijn praktijk herken. Haar bevlogenheid voor vroeg signaleren en het ondersteunen van kinderen was voelbaar en maakte diepe indruk op mij. Terwijl ik luisterde, drong langzaam tot me door hoeveel kinderen nog steeds onzichtbaar blijven. Hun worsteling met taal wordt vaak niet herkend of verkeerd geïnterpreteerd.
Niet omdat ouders of leerkrachten niet betrokken zijn, maar omdat TOS zich op zóveel verschillende manieren kan laten zien. De groep kinderen met TOS is namelijk ontzettend divers. Bij de één zit de uitdaging vooral in de spraakproductie. Bij de ander in het begrijpen van gesproken taal. Weer een ander worstelt met woordenschat, grammatica of met het leren van taalgebruiksregels in sociale situaties. En omdat deze puzzel voor ieder kind anders is, voelt hun worsteling aan de buitenkant vaak niet eenduidig.
Een kind dat weinig zegt, lijkt verlegen.
Een kind dat uitleg mist, lijkt dromerig.
Een kind dat snel gefrustreerd raakt, lijkt opstandig.
Een kind dat opdrachten niet begrijpt, lijkt niet gemotiveerd.
Maar onder dat alles schuilt vaak een stille strijd. Een voortdurende poging om woorden te vinden, taal te verwerken en mee te blijven doen in een wereld die voortdurend in taal beweegt. Het liet me opnieuw zien hoe belangrijk het is om verder te kijken dan wat zichtbaar is in gedrag en houding. Het gaat niet alleen om woorden; het gaat om zelfvertrouwen, vermogen om verbinding te maken en ruimte om zich op eigen manier te uiten.
TOS in de schaduw van bekende labels
In onze maatschappij is het verleidelijk om gedrag snel een label te geven. Het geeft houvast en maakt duidelijk wat iemand ‘doet’ of ‘laat zien’. Maar dat gemak kan ook een valkuil zijn: een label legt de focus op het zichtbare gedrag en laat de diepere context vaak buiten beschouwing. Voor professionals biedt het label een gevoel van controle: er is een plan, een interventie, er lijkt grip op de situatie. Toch schuilt daar het risico dat het kind zelf en zijn unieke uitdagingen ondergesneeuwd raken.
Bij kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) wordt dat pijnlijk zichtbaar. TOS komt voor bij 5 tot 7% van de kinderen, ongeveer twee per schoolklas. Vaak gaat het samen met uitdagingen die bekender zijn, zoals dyslexie (25%), ADHD (20%) of ASS (10%). Wanneer meerdere stoornissen samen voorkomen, spreken we van comorbiditeit. Dan worstelt een kind niet alleen met taal, maar ook met lezen, concentratie of sociale interacties. Hierdoor kan TOS gemakkelijk over het hoofd worden gezien, terwijl het een belangrijke oorzaak is van de uitdagingen die het kind ervaart.
Aan de andere kant is er het pad van misdiagnose. Omdat de taalontwikkelingsstoornis vaak verborgen blijft, wordt het gedrag dat kinderen laten zien soms verkeerd geïnterpreteerd. Een kind dat gefrustreerd raakt omdat het niet kan vinden wat het wil zeggen, kan prikkelbaar en boos of juist terughoudend overkomen. Leerkrachten en anderen zien dit gedrag en labelen het soms snel als ADHD, ADD of ASS,. Terwijl de kern van de moeilijkheid in de taalontwikkeling ligt. Het gevolg is dat het echte uitdaging, de TOS, onopgemerkt blijft en het kind niet de juiste ondersteuning krijgt.
Het blijft daardoor belangrijk om niet alleen te kijken wat een kind laat zien, maar vooral waarom het dat laat zien. In een samenleving die steeds sneller houvast zoekt en werkt vanuit protocollen en systemen wordt het cruciaal om juist stil te staan. Om voorbij gedrag en labels te kijken, subtiele signalen te zien en te luisteren. Ouders voelen vaak dat er iets wringt, maar weten niet waar te beginnen. Zeker als niemand ooit heeft verteld dat TOS bestaat. Dat maakt het des te belangrijker dat we leren herkennen, begrijpen en ondersteunen in plaats van alleen verklaren en labelen.
TOS begrijpen: waarom taal meer is dan woorden
Een taalontwikkelingsstoornis is geen taalachterstand. Het is een neurocognitieve ontwikkelingsstoornis: het brein van een kind verwerkt taal anders en minder efficiënt. Kinderen met TOS hebben vaak moeite om zichzelf uit te drukken en soms ook om taal van anderen volledig te begrijpen. Bij sommige kinderen met TOS is spraak moeilijk te verstaan en hebben ze moeite met klanken. Daarnaast gebruiken ze vaak kortere zinnen en laten ze werkwoorden weg.
Dit verschilt duidelijk van een kind dat ‘laat begint met praten’. Bij TOS zijn de uitdagingen hardnekkig en raken ze bijna alle facetten van leren, communiceren en sociaal functioneren.
Veel mensen die een kind met TOS ontmoeten, denken vaak dat het ‘dom is’ of dat het ‘raar praat’.
In werkelijkheid zegt TOS niets over de intelligentie; kinderen met TOS zijn vaak slim en scherp, alleen hun taal volgt niet altijd even makkelijk.
Zoals eerder gezegd, in Nederland krijgt naar schatting 5 tot 7% van de kinderen de diagnose TOS. Toch wordt de diagnose vaak pas rond het derde levensjaar gesteld, terwijl de eerste 1000 dagen cruciaal zijn voor taalontwikkeling. Er zijn aanwijzingen in de Nederlandse literatuur dat TOS ook bij oudere kinderen voorkomt, maar er zijn geen eenduidige en actuele cijfers bekend over hoeveel kinderen pas tijdens de basisschool- of middelbare schoolleeftijd gediagnosticeerd worden.
In deze periode van 1000 dagen gebeurt er meer dan veel mensen denken. Het brein groeit razendsnel, maakt verbindingen aan en het brein van het kind reageert sterk op alles wat het hoort, voelt en ziet. Je kunt deze fase zien als het leggen van de fundering van een huis. Een stevige ondergrond zorgt ervoor dat alles wat later gebouwd wordt, zoals woordenschat, zinsbouw, begrip, lezen en sociale interactie, stabiel kan staan.
Maar in diezelfde periode wordt niet alleen de fundering gelegd. Er wordt ook al een steiger voor de toekomst opgebouwd die verrassend hoog reikt. Baby’s die nog niet praten, zijn al volop bezig met taal: ze onderscheiden klanken, reageren op intonatie en bouwen geheugenpaden voor woorden die pas veel later gebruikt worden. In deze periode leert het niet alleen taal horen, maar ook de betekenis van taal. Het leert dat woorden houvast geven, dat klanken bij gevoelens horen en dat contact ontstaat door wederkerigheid.
Wanneer taal struikelt, struikelt vaak veel mee. Daarom is vroeg signaleren zo belangrijk. Met de juiste ondersteuning kunnen kinderen met TOS beter aan te sluiten bij het leren op school, makkelijker verbinding maken met leeftijdsgenoten en met vertrouwen in zichzelf opgroeien.
Bij een onderzoek naar TOS wordt niet alleen gekeken naar wát een kind zegt, maar vooral naar hoe het taal verwerkt en gebruikt. Daarnaast wordt ook de bredere communicatie onder de loep genomen. Hoe vertelt een kind iets? Kan het duidelijk maken wat het bedoelt? Gebruikt het taal om contact te maken, om te reageren, om samen te spelen?
Juist die combinatie geeft een compleet beeld van hoe een kind taal inzet in het dagelijks leven.
TOS in het dagelijks leven: een stille uitdaging voor kind en omgeving
Kinderen met TOS ervaren hun dagelijks leven vaak anders dan we zien. Wat voor anderen vanzelfsprekend lijkt, zoals een gesprek volgen, een verhaal vertellen, meepraten in een spel, kan voor hen een constante inspanning zijn. Soms weet een kind precies wat het wil zeggen, maar de woorden komen niet. Terwijl je denkt dat je kind stil is of niet luistert, werkt het in stilte keihard om zijn gedachten te ordenen en zichzelf verstaanbaar te maken.
Onder deze inspanning ligt iets wat je niet ziet: de innerlijke spraak. Dat is de zachte stem in het hoofd waarmee een kind zijn dag organiseert, emoties ordent en nadenkt over wat er gebeurt. Bij TOS werkt die stem minder soepel. Gedachten en woorden komen in losse stukjes, zonder dat ze vanzelf een samenhangend geheel vormen. Een ogenschijnlijk simpele reeks taken, bijvoorbeeld eerst huiswerk maken, dan opruimen, daarna spelen, kan voelen als een ingewikkelde puzzel, waarbij alles stap voor stap in het hoofd geordend moet worden.
Op school merk je dit vaak terug in leeractiviteiten. Begrijpend lezen kost veel energie, omdat een kind de woorden en zinnen langzaam moet verwerken. Schrijven en spelling kunnen struikelblokken zijn, omdat het niet alleen om het opschrijven van letters gaat, maar om het tegelijk denken, plannen en structureren van taal in een visuele vorm. Mondelinge opdrachten of snelle instructies zijn een uitdaging: het kind hoort alles, maar moet eerst in zijn hoofd de woorden ordenen voordat het kan antwoorden.
Deze voortdurende mentale inspanning merk je soms terug in gedrag: het kind kan sneller gefrustreerd raken, terughoudend zijn of juist fel reageren. Het is geen koppigheid; het is de uiting van een hoofd dat continu moet werken om overzicht te houden. Tegelijkertijd zie je vaak hoe creatief en veerkrachtig het kind is. Het vindt manieren om te compenseren, zoekt oplossingen en benut zijn sterke kanten.
TOS herkennen: subtiele patronen in taalontwikkeling
De ontwikkeling van een kind speelt zich altijd af binnen een netwerk van relaties. Kinderen groeien op in voortdurende interactie met ouders, broertjes en zusjes, opa’s en oma’s en hun directe omgeving. Omdat deze relaties zo nauw zijn, kan het soms lastig zijn om te zien wanneer de taalontwikkeling net anders verloopt dan bij leeftijdsgenoten.
Kleine haperingen of vertragingen in taal blijven gemakkelijk onopgemerkt, of worden toegeschreven aan temperament, leeftijd of karakter. Ook geslacht speelt een rol: jongens krijgen ongeveer drie keer vaker de diagnose TOS Dat betekent echter niet dat meisjes minder kans hebben; hun uitdagingen worden vaak later zichtbaar, omdat ze beter leren compenseren of stiller gedrag laten zien. Juist deze subtiele signalen kunnen veel vertellen over de manier waarop een kind taal verwerkt.
Soms hoor je zinnen die net niet helemaal kloppen. Op andere momenten lijkt de woordenschat achter te blijven of zie je een kind zoeken naar woorden alsof het steeds een halve gedachte probeert te pakken. Het kan ook stiller worden, of juist omwegen gebruiken om te zeggen wat het bedoelt. Lezen vraagt in zulke situaties vaak zoveel mentale inspanning dat het kind onderweg de draad verliest. Voorlezen voelt dan lichter, omdat het de druk wegneemt om elk woord te decoderen en te begrijpen. Net zoals lezen veel energie kost bij TOS, kan schrijven ook lastig zijn: terwijl het kind probeert woorden te vinden en zinnen op te bouwen, moet het tegelijk letters vormen en netjes op papier zetten, waardoor handschrift traag of slordig kan worden ondanks voldoende motorische vaardigheid. Dat zijn vaak de eerste, zachte signalen die kunnen wijzen op een taalontwikkelingsstoornis (TOS).
TOS kan zich in grote lijnen op twee manieren uiten: expressief, receptief, of een combinatie van beide. Daarbij kunnen ook subtielere uitdagingen optreden, zoals moeite met het vinden van woorden in sociale situaties, het begrijpen van humor of het uitdrukken van gevoelens. Door deze uiteenlopende vormen en intensiteiten krijgt elk kind een uniek profiel, met eigen sterke kanten én specifieke uitdagingen.
Bij expressieve uitdagingen weet een kind vaak precies wat het wil vertellen, maar komen de woorden niet vanzelf. Zinnen blijven kort, grammatica verschuift of wordt weggelaten, en verstaanbaarheid wisselt. In de beleving van het kind kan dat spanning geven. Soms wordt het stiller, soms komt er juist fel gedrag boven. Ouders herkennen het vaak thuis: een kind dat halverwege een verhaal stokt, woorden door elkaar haalt of ineens dichtklapt op momenten waarop praten normaal zou zijn. Niet omdat het niet wil, maar omdat taal simpelweg meer inspanning kost.
Bij receptieve uitdagingen ligt de moeilijkheid meer aan de kant van het begrijpen. Langere zinnen, uitleg of instructies komen minder gemakkelijk binnen. In de klas kan dit lijken op niet luisteren of afdwalen, terwijl het brein juist hard werkt om alle informatie te ordenen. Die stille strijd zie je niet altijd aan de buitenkant. Soms merk je alleen dat een kind sneller moe wordt, sneller onzeker raakt of vaker bevestiging zoekt.
Om patronen beter te begrijpen, wordt bij jonge kinderen vaak gebruikgemaakt van de Early Language Scale (ELS). Deze meet niet alleen wat een kind kan zeggen, maar ook wat het begrijpt en hoe taal wordt ingezet in contact: bij spel, instructies en het uitdrukken van gevoelens. De ELS is bedoeld voor professionals, maar de signalen die het in kaart brengt kunnen ouders helpen om de ontwikkeling van hun kind beter te observeren en hierover in gesprek te gaan met een deskundige. Het maakt zichtbaar waar een kind al sterk in is, en waar het nog ondersteuning kan gebruiken.
Wanneer taal niet vanzelf mee ontwikkelt, kan dat verwarrend zijn. Zeker als het nog niet duidelijk is wat er precies speelt. In zulke situaties kan een eerste gesprek met de huisarts of jeugdarts helpend zijn. Samen kan worden bekeken wat opvalt, welke vragen er leven, en welke vervolgstappen passend zijn. Bij sterke aanwijzingen voor TOS wordt een verwijzing gedaan naar logopedie of een multidisciplinair diagnostisch centrum.
Ouders als brug tussen kind en wereld
Ouders spelen een unieke en onmisbare rol in de taalontwikkeling van hun kind. Zij zijn de constante factor in het dagelijks leven en kunnen met aandacht, geduld en kleine stappen een groot verschil maken. Omdat zij hun kind in allerlei situaties zien, kunnen ze steun bieden op manieren die school of andere professionals vaak niet kunnen. Het gaat niet om ‘meer oefenen’ of perfectie, maar om een veilige omgeving waarin een kind zich gehoord en begrepen voelt. Juist die kleine, dagelijkse momenten maken het verschil.
Er zijn verschillende manieren waarop ouders taal op een natuurlijke en speelse manier kunnen stimuleren:
- Voorlezen en samen verhalen maken: Neem dagelijks een paar minuten om een boek te lezen of een eigen verhaal te verzinnen. Zo wordt nieuwe woordenschat en zinsbouw spelenderwijs aangeboden. Alleen luisteren helpt een kind al om taal te internaliseren.
- Zachte correcties: In plaats van direct te corrigeren, kan de juiste vorm worden voorgedaan. Bijvoorbeeld: “Ja, ik zie de hond. De hond rent snel.” Het kind leert correct taalgebruik zonder dat het zich beoordeeld voelt.
- Rituelen met taal: Momenten zoals praten tijdens het koken, aankleden of een wandeling bieden houvast en maken taal oefenen een natuurlijk onderdeel van de dag.
Even belangrijk is het benoemen van emoties en gevoelens:
- Emotiekaarten of pictogrammen: Laat het kind een kaart kiezen die past bij hoe het zich voelt. Ouders vertalen dit vervolgens in woorden: “Ah, je voelt je boos omdat het regent en we niet naar buiten kunnen. Dat snap ik.” Zo wordt communicatie geopend en leert het kind gevoelens te herkennen en reguleren.
- Korte, dagelijkse gesprekjes: Bespreek samen de dag: wat was leuk, wat moeilijk? Dit helpt het kind woorden te vinden voor ervaringen en gevoelens en laat zien dat praten veilig en waardevol is.
Het vieren van kleine successen is essentieel. Een volledige zin uitspreken, een instructie opvolgen of een geslaagde speelafspraak afronden zijn mijlpalen die erkenning verdienen. Een veilige plek creëren waar het kind fouten mag maken, zich kan uiten en vertrouwen opbouwt, helpt stapsgewijs bij de ontwikkeling. Geduld, herhaling en positieve feedback leren een kind strategieën ontwikkelen om woorden te vinden, emoties te benoemen en actief deel te nemen aan de wereld om zich heen.
Op deze manier leert een kind dat het gezien en gehoord wordt, dat woorden en gevoelens ertoe doen en dat talenten tot bloei kunnen komen. Het gaat niet om perfectie, maar om vertrouwen, verbinding en het ontdekken van eigen kracht. Kleine, dagelijkse interventies vormen samen een stevige basis waarop een kind kan groeien, zowel in taal als in sociaal-emotioneel functioneren.
Een taalontwikkelingsstoornis is veel meer dan alleen een taaluitdaging: het laat zien hoe een kind de wereld ervaart, ordent en betekenis geeft. Achter ogenschijnlijk stil gedrag, gefronste wenkbrauwen of korte zinnen schuilt een constante mentale inspanning schuilt een voortdurende mentale inspanning die nauwelijks zichtbaar is. Het nuanceert ons begrip van ‘taal’ en laat zien dat taal niet alleen een middel is om te spreken, maar een manier om te denken, te verbinden en jezelf te ervaren.
Door stil te staan bij deze gelaagdheid verschuift de blik van wat het kind niet kan, naar hoe het zijn eigen oplossingen vindt en welke ruimte het nodig heeft om zich op zijn manier te uiten. Het inzicht dat TOS niet alleen een stoornis is, maar een unieke manier van informatie verwerken en ervaren, biedt een nieuwe laag van begrip. Het nodigt ons uit om geduldiger, zorgvuldiger en vooral nieuwsgieriger te zijn: niet alleen om kinderen te ondersteunen, maar om ze werkelijk te zien, in al hun complexiteit, veerkracht en creativiteit.
Zo groeit het kind in vertrouwen, veerkracht en verbondenheid,
en voelt het: ik word gezien, ik mag er zijn, en mijn stem wordt gehoord.
Herkennen jullie iets in dit verhaal? Maken jullie je als ouders zorgen over hoe jullie kind zich ontwikkelt? Vertrouw op jullie gevoel enen observaties. Een eerste stap kan zijn om deze te bespreken met jullie huisarts. Daarnaast kun je altijd contact met mij opnemen. Samen kunnen we kijken hoe jullie jullie kind kunnen ondersteunen en zijn of haar zelfvertrouwen kunt versterken!
BRONNEN:
- AllesoverTOS. (z.d.). ELS – Vragenlijst taalontwikkeling [webpagina]. Geraadpleegd op 22 november 2025, van https://www.allesovertos.nl/ouders/wat-is-tos/els-vragenlijst-taalontwikkeling
- Boerma, T., Selten, I., & Wijnen, F. N. K. (2024). Aandacht voor taal; afwijkende taalontwikkeling en psychiatrische symptomen bij kinderen. Tijdschrift voor Psychiatrie.
- De Vries, J., van der Velde, M., Veldkamp, B., Hakvoort, B., Bulder, E., Essen, A., & Schildkamp, K. (2025). Gender and multilingual bias in observations of children with a developmental language disorder. Frontiers in psychology, 16, 1572727.
- Deij, A. (2018). Elk Woord Telt: Omgaan met een taalontwikkelingsstoornis / TOS (2e druk). Primascriptum.
- Gerrits, E. (2018, 20 september). Zeven procent van de kinderen in de leeftijd van 5 jaar heeft een taalontwikkelingsstoornis. Universiteit Utrecht.
- Gerrits, E., Beers, M., Bruinsma, G., & Singer, I. (red.) (2017). Handboek taalontwikkelingsstoornissen. Bussum: Coutinho.
- Gerrits, E., de Groot, J., Wösten, L., Zwitserlood-Nijenhuis, M., & Dekker, M. Indirecte taaltherapie met ouders van kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS).
- Gerrits, E., Kerkhoff, A., Zwitserlood, R., Boonstra, M., & de Bree, E. (2025). TOS en innerlijke taal: stand van de wetenschap en implicaties voor de praktijk. Stem-, Spraak- en Taalpathologie.
- Smartonderwijs. (z.d.). Feiten en cijfers… TOS. Smartonderwijs. https://www.smartonderwijs.nl/uploads/9/4/6/7/9467353/feiten_en_cijfers.pdf
- Academische Werkplaats Limburg. (z.d.). Prevalentie TOS en vroege signalering [presentatie]. https://www.academischewerkplaatslimburg.nl/wp-content/uploads/Presentatie-4-Kentalis.pdf
- Van den Bedem, N. P., Dockrell, J. E., van Alphen, P. M., de Rooij, M., Samson, A. C., Harjunen, E. L., et al. (2018a). Depressive symptoms and emotion regulation strategies in children with and without developmental language disorder: A Longitudinal study. International Journal of Language & Communication Disorders, 53(6), 1110-1123.
- Van den Bedem, N. P., Dockrell, J. E., Van Alphen, P. M., Kalicharan, S. V., & Rieffe, C. (2018b). Victimization, bullying, and emotional competence: Longitudinal associations in (pre)adolescents with and without developmental language disorder. Journal of Speech, Language, and Hearing Research, 61, 2028-2044.
- Van Barreveld, M., Scheper, A., Vissers, C., Duinmeijer, I., & Hakvoort, B. (2025). Social-Emotional Functioning and Quality of Life in Language Disorders: A Systematic Review of Development From Childhood to Adolescence. International journal of language & communication disorders, 60(3), e70039.
BOEKEN van Bernadette Sanders:
- Sanders, B. (2017). Taalontwikkelingsstoornissen in de klas: praktische handelingsadviezen en tips. Lannoo.
- Sanders, B. (2019). Taalontwikkelingsstoornissen in het voortgezet onderwijs en mbo: praktische handelingsadviezen voor school, praktijk en stage. Lannoo.
- Sanders, B. (2021). Taalontwikkelingsstoornissen bij het jonge kind (0–8 jaar): signaleren, praktische handelingsadviezen en tips. LannooCampus.












