Een aantal weken geleden las ik in de krant een artikel over een jonge meid die carrière had gemaakt als binnenhuisarchitecte. Ze was trots op wat ze had bereikt. Ze had het niet makkelijk gehad op school door haar dyslexie en dyscalculie, maakte sommen op de gang van groep 5 toen ze al in groep 8 zat. Je voelde nog altijd haar verdriet en de frustratie van de basisschooltijd tussen de regels door. Ze voelde zich pas gezien toen ze een creatieve vervolgopleiding met een negen had afgerond, dat zinnetje .. dat raakte me ….
Meer en meer kinderen krijgen tegenwoordig labels, zoals dyslexie, dyscalculie, ADD, ADHD, hooggevoelig of hoogbegaafd. Soms zijn deze daadwerkelijk voortgekomen uit een onderzoek met een wetenschappelijke basis, maar vaak ook door het invullen van checklists door ouders en leraren die jarenlang zijn aangemoedigd om vroegtijdig ‘stoornissen’ op te sporen. Het kan er zeker toe leiden dat een kind beter begrepen wordt. En zeker is het een groot voordeel als er dan mogelijkheden zijn om geld vrij te maken om de juiste hulp in te schakelen.
Maar er is zo’n enorme keerzijde! Het geven van labels kan leiden tot problemen en stigma’s. In de praktijk worden bepaalde labels eerder ervaren als een ‘tekortkoming’ of ‘stoornis’, dan als een onderdeel van een persoonlijkheid van een uniek kind óf dat het juist iets zegt over de mogelijkheden, kwaliteiten en talenten van een kind.
‘Je bent niet dyslectisch, je hebt dyslexie! Je bent niet dyscalculistisch, je hebt dyscalculie!
Als je blond haar hebt, maakt je dat niet per definitie ‘blond’!
Ook je haarkleur zegt niet over wie je bent .. slim, intelligent, doorzetter, sportief of creatief!’
Tijdens het opgroeien leren kinderen en jongeren steeds meer over zichzelf. Ze ontwikkelen een eigen karakter, hun eigen identiteit doordat ze ontdekken wat ze belangrijk vinden en waar ze in geloven. Een krachtige identiteit zorgt voor een veerkrachtige en weerbare persoonlijkheid. Als kinderen zichzelf kennen en een positief zelfbeeld hebben, hebben zij vaak meer zelfvertrouwen. Ook in uitdagende omstandigheden. En dat is een belangrijke voorwaarde om tot leren te komen.
Uit meerdere onderzoeken blijkt dat kinderen die gelabeld worden de neiging hebben om zichzelf te zien door de ogen van het label. De diagnose wordt op deze manier een deel van de identiteit van het kind: het beïnvloedt niet alleen hoe zijn of haar eigen familie, leeftijdsgenootjes, juffen en meesters en de verdere omgeving naar het kind kijkt en reageert, maar het beïnvloedt zeker ook de manier waarop het kind naar zichzelf kijkt en vindt dat hij of zij moet gedragen.
‘Het is de bril waardoor je naar jezelf en de wereld kijkt en
daar pas je in grote mate je gedrag op aan.’
Een negatief zelfbeeld zorgt voor een gebrek aan zelfvertrouwen, wat weer belemmerend kan werken op bijvoorbeeld sociaal-emotioneel vlak. Kinderen durven dan bijvoorbeeld minder uitdagingen aan te gaan of doen ze zich juist veel stoerder voor dan ze zich voelen. Ze voelen schaamte en onzekerheid. Faalangst ligt op de loer. En op latere leeftijd ervaren deze kinderen meer dan hun leeftijdgenoten gevoelens van somberheid of depressie. Met alle gevolgen van dien.
Kinderen denken vaak dat er iets mis is met ze, dat ze een ‘stoornis’ hebben. Ondanks de extra instructie in de klas en intensieve begeleiding op school falen ze keer op keer. Het zelfbeeld wordt gevoed door negatieve, belemmerende gedachten, zoals: ‘Ik kan niet lezen’, ‘Deze sommen ga ik nooit begrijpen’ of ‘Zie je wel dat ik het niet kan’.
En ze hebben vast wel gehoord dat dyslexie en dyscalculie niets met intelligentie te maken heeft, maar zo ervaren deze kinderen dat niet .. ze voelen zich veelal dom en anders. Ze zien hun klasgenoten wél lezen, de woorden goed schrijven en sommen automatiseren. En zij .. zij blijven de lesstof herhalen, herhalen en herhalen … elke keer weer opnieuw. Op dezelfde manier, want … eens dan zal dat kwartje vallen, zo is de gedachte op school. Ze worden uit de klas gehaald voor nog meer herhaling, mogen een jaartje overdoen of houden boekjes van het vorige schooljaar. De nadruk blijft liggen op wat ze niet kunnen, en er is geen ruimte meer om binnen school de eigen natuurlijke mogelijkheden, talenten en kwaliteiten te ontdekken en deze in te zetten.
Ik ben er zeker van dat dyslexie en andere leerproblemen niet het gevolg zijn van een tekort of onvermogen, maar van een andere leerstijl. Deze kinderen denken en leren door te associëren en te visualiseren. Een manier die niet goed aansluit bij de manier waarop school de lesstof aanbiedt. En juist dáár ontstaat de leeruitdaging. Wat zou het fijn zijn als deze kinderen de leerstof voor hen op een natuurlijke manier krijgen aangeboden, dat een label daarvoor niet meer nodig is. Maar dat er gewoon simpel weg naar de leerstijl van het kind gekeken kan worden: wat werkt en wat niet!
En dat mooie cijfer, dat is een onderwerp voor een volgend blog! Uiteindelijk zegt, net als een label, ook de hoogte van een cijfer zegt niets over wie je bent en wat je weet, het geeft slechts aan dat je de vragen die gesteld zijn correct kan beantwoorden. Binnen ons schoolsysteem ligt momenteel vooral de nadruk op het toetsen van reken- en taalprestaties om te meten of het kennisniveau op pijl blijft. En de rest .. dat is bijzaak.
‘Een toetscijfer is een weergave van hoe goed de lesstof is uitgelegd,
zodat je zelf in staat wordt gesteld om deze te reproduceren en zo nodig toe te passen’.